Er is ondertussen voldoende bewijs dat bepaalde chemische stoffen in producten en fijne stofdeeltjes een invloed kunnen hebben op het hormonale en homeostatische systeem. Deze stoffen worden onder andere gebruikt in industriële vloeistoffen, plastic, pesticiden, bepaalde geneesmiddelen, meubilair, bouwmaterialen, en producten die ontstaan na verbranding van zware metalen zoals cadmium en lood.
Verschillende studies tonen aan dat deze stoffen een invloed kunnen hebben op het ontwikkelen van cardiovasculaire ziekten, diabetes, obesitas, voortplantingsstoornissen, stoornissen in neurologische ontwikkeling en cognitie, immuunsysteem-gerelateerde ziekten en kanker.
Over het algemeen dient contact met chemische stoffen zo veel mogelijk vermeden te worden, vooral tijdens de zwangerschap, gezien het kind op jonge leeftijd (ook voor de geboorte) zeer kwetsbaar is voor deze stoffen. Heel wat stoffen gaan door de placentabarrière; in navelstrengbloedmonsters bij de geboorte werden meer dan 300 chemische stoffen gemeten. Zelfs heel lage blootstellingsniveaus kunnen hormoonverstorend werken en schadelijk zijn voor de voortplanting, vooral als de blootstelling gebeurt tijdens een kritische ontwikkelingsfase.
Volledig chemische blootstelling vermijden is onze huidige maatschappij niet mogelijk, maar vooral tijdens de zwangerschap kunnen eventueel extra inspanningen gedaan worden om blootstelling zo beperkt mogelijk te houden.
In de vorige eeuw was de invoering van antimicrobiële hygiëne een belangrijk wapen tegen ziekteverwekkende micro-organismen. In onze huidige maatschappij dient er ook aandacht te zijn voor fysisch-chemische milieuhygiëne. Hieronder verstaan we de collectieve en individuele verandering in gedrag, waardoor de blootstelling aan schadelijke stoffen zo veel mogelijk beperkt wordt.
Deze hygiëne wordt, samen met toename van consumptie van groeten en fruit, vermijden van overvoeding en voldoende lichaamsbeweging, aanzien als een belangrijke maatregel ter preventie van beschavingsziekten.